In het eerste deel van dit artikel (Mountainbike techniek deel 1) heb ik een aantal basistechnieken beschreven die je als beginnend mountainbiker zou moeten beheersen. In dit tweede deel ga ik wat dieper in op de techniek die eigenlijk het belangrijkst is: je bochtentechniek. In het bos zul je zien dat een ervaren mountainbiker op technische bochtige singletracks al-tijd sneller zal zijn dan de beste wielrenner. Gegarandeerd! Maar hoe snij je bochten aan als een pro?
Bochten
Het perfect aansnijden van bochten is misschien wel de belangrijkste techniek die ik je tijdens een mountainbike clinic zal leren, In de bochten is het verschil tussen een mountainbiker en een wielrenner namelijk het grootst: meestal een meter of 10 bij het uitkomen van de bocht 🙂
Maar hoe doe je dat dan, bochten rijden als een baas? Grofweg zijn er twee soorten bochten:
Vlakke bochten
Hier kun je op redelijke snelheid doorheen rijden, maar maak het niet te gek. Let erop dat je je trappers stil houdt waarbij je de buitenste voet naar beneden houdt. Op deze buitenste voet zet je dan druk door wat druk van je zadel te halen (je hoeft niet helemaal te gaan staan). Bij een bocht naar links is je rechter voet dus de buitenste en bij een bocht naar rechts je linkervoet. Bij deze techniek zorg je er voor dat je zwaartepunt zo haaks mogelijk op de ondergrond blijft staan. Je kunt je fiets wel de bocht in kantelen door je binnenste arm te strkken. Hierdoor staat het gewicht van dat buitenste pedaal eigenlijk loodrecht (via de buitenste noppen van je band) naar de grond.
Kombochten
Het andere type bocht is leuker en is bijvoorbeeld onderdeel van een singletrack in het bos. Idealiter bevat zo’n bocht een kom of opstaande rand aan de buitenkant waardoor je hier lekker in kunt hangen. Je positie is hierbij wel anders dan bij de vlakke bocht van hierboven.
Om een kombocht goed te nemen adviseer ik om van tevoren snelheid te maken en voor de bocht uit het zadel te komen. Je kunt bij het aansnijden van de bocht je pedalen vlak houden en je gewicht wat omhoog en naar achteren verplaatsen (je strekt je armen dus iets). Dit zorgt er voor dat je wat druk van je voorwiel haalt waardoor je makkelijker de bocht in stuurt. Door het verplaatsen van je eigen gewicht verklein je de bocht en voorkom je dat je het gevoel hebt uit de bocht te vliegen.
Als je de techniek goed beheerst kun je kombochten op hoge snelheid nemen waardoor je zogenaamde ‘flow’ krijgt. Hoe dat voelt is moeilijk uit te leggen. Als je de flow te pakken hebt dan voelt dat heerlijk, maar als je het (nog) niet hebt weet je eigenlijk ook niet wat je mist. Het vinden van de juiste flow is iets waar ik als mountainbike trainer veel focus op leg.
Klimmen, dalen en drops
Alhoewel Nederland natuurlijk niet bekend staat om de enorme hoogteverschillen, zijn er toch nog wel een aantal plekken waar je behoorlijk wat hoogtemeters voor de kiezen kunt krijgen. Waar let je nou op als je in het zuiden van Limburg of op de Utrechtse heuvelrug fietst?
Korte klimmen
Op de meeste mountainbike parcoursen kom je wel korte klimmetjes tegen die je met wat extra snelheid en een keer goed vloeken prima kunt overwinnen. Bij het nemen van een korte klim probeer je om wat extra snelheid te maken maar je hoeft niet volle bak te gaan sprinten. Probeer te bepalen wat de juiste lijn is en zodra de klim begonnen is schakel je een tandje terug. Door te gaan staan kun je wat extra kracht leveren maar belangrijker nog is dat je makkelijker kunt manouvreren. Het is eenvoudiger om je fiets even over die wortel heen te tillen waarop je zittend waarschijnlijk was stil gevallen. Dynamisch fietsen is dus ook hier van belang. Probeer ook maar eens wat het verplaatsen van je gewicht voor effect heeft. Als je je gewicht wat naar voren verplaatst, voorkom je dat je fiets gaat steigeren en kun je deze op het laatste stukje over de top heen trekken.
Lange klimmen
Bij lange klimmen gaat het met name om de kracht en het doseren. Probeer een versnelling en tempo te kiezen dat je volhoudt tot aan de top. Het is hierbij uiteraard ook van belang om goed vooruit te kijken, de juiste lijn te kiezen en te anticiperen op eventuele obstakels.
Afdalen
Wanneer je naar beneden rijdt is het van belang dat je de juiste positie ten opzichte van je fiets hebt. Sta op de pedalen met lichtjes gebogen knieën en ellebogen en laat je lichaam naar achteren leunen. Dit helpt je om de impact van obstakels op te vangen en geeft je meer controle over de fiets. Gebruik je armen en benen als vering: Buig je armen en benen om schokken op te vangen. Dit helpt je om stabiel te blijven en je banden op de grond te houden bij het raken van kuilen, wortels of stenen.
Drop-off
Een drop-off is, zoals de naam al doet vermoeden, een obstakel waarbij het pad ineens een stukje lager wordt. Een fantastische situatie dus om over de kop te gaan… tenzij je deze als een master neemt. Hoe doe je dat? Bij het nemen van een drop-off is het handig om te weten wat er achter die drop-off zit, hoe hoog hij is en welke lijn je het beste kunt nemen. Neem dus eens de tijd om te voet te kijken hoe de drop in elkaar zit. Zit er een wortel in het pad of buig je na de drop scherp naar links of rechts?
Als je gezien hebt hoe de drop-off loopt, dan weet je aan welke kant je deze moet nemen. Probeer tempo te houden want hoe verder je voorwiel neerkomt, hoe minder scherp je fiets naar voren zal kantelen. Het gevoel van “over de kop gaan” verminder je door je gewicht naar achter te verplaatsen (achter je zadel gaan zitten dus). Belangrijkste tip is om vooral vooruit te kijken (waar ga je naartoe ná de drop) en je niet blind te staren op de drop-off.
Fietsen door los zand of modder
Voor veel fietsers is de aanblik van een strook met modder of een zandbak een waar horror scenario. Het idee dat je stil komt te staan en omvalt zorgt er vaak al voor dat je extra krampachtig verder fietst. En dat, bang op de mountainbike, is precies waar het mis gaat. De kunst bij het fietsen door los zand of modder is juist om extra ontspannen op de fiets te gaan zitten. Strek je armen een beetje waardoor je je gewicht wat naar achter kunt verplaatsen. Hou vervolgens je stuur losjes vast en laat je fiets zijn eigen weg zoeken. Hoe krampachtiger je probeert te sturen, hoe sneller je vast zult lopen. Daarnaast helpt het om (net als op alle andere plekken in het bos) vooruit te kijken. Kijk maar eens naar die plek waar je de zandbak weer wilt verlaten, je zult zien dat het een stuk beter gaat.
Oefenen, oefenen en nog eens oefenen
Als je echt wilt mountainbiken als een baas, dan zul je aan de bak moeten. Probeer die lastige situaties die je tegenkomt gewoon eens 10 of 15 keer uit. Je zult zien dat het steeds beter gaat. Lukt het je dan nog steeds niet of heb je behoefte aan een mountainbike trainer? Check dan zeker even www.mtbmasters.nl , ik help je met alle plezier!
Het bericht Mountainbike techniek (deel 2) verscheen eerst op Ride it!.